Eerder heb ik bericht dat er een pachtovereenkomst was gesloten tussen Jan Cornelisse Quak en de heer van Heenvliet. Bij het tekenen van deze overeenkomst waren de volgende personen aanwezig:
mr. Cornelis Boon van Engeland, Balliu, Huybregt van der Hoet en Jan Arense Dijxhoren, schepenen der stede ende Vrije Heerlijkheyt van Heenvliet, doen te weten eenen ygelijken dat op huyden dato deser voor ons persoonelijk gekomen ende gekompareert is den Hoog Edelen ende Welgeboren Heere, Heer Jacob Frederik, geboren Baron van Schaage, Heere der stede ende Vrije Heerlijkheyt van Heenvliet etc., ende Jan Cornelisse Quak, woonende binnen de Heerlijkheyt van Heenvliet voornoemt.
Wie was de baron en wat kunnen we nog van hem terugvinden in de annalen van de geschiedenis? Jakob verkrijgt de heerlijkheid uit een erfenis van zijn vader een erfenis die hij moest delen met zijn zuster Anna van Beyeren van Schagen. Zij verklaarde op 6 oktober 1691 dar ze haar legitieme deel uit de boedel van haar vader had ontvangen en de overdracht van de Heerlijkheid Heenvliet aan haar broer goedkeurde. Waarop de Staten van Holland Jacob Frederik op de twintigste oktober 1691 de Heerlijkheid beleenden.
Dit was overigens de formele overdracht. Jacob was al eerder actief betrokken bij Heenvliet. Na het overlijden van zijn vader Johan Francois van Beyeren van Schagen in 1680 namen Anna Van Zevender van Kenenburg samen met haar zoon Jacob Frederik van Beyeren van Schagen het bestuur over Heenvliet in handen. Ze trokken vooral ten strijde tegen de belastingontduiking. De bewoners en de pachters bleken voortdurend onbetrouwbaar. De straffen waren zwaar. Zo lezen we dat Abraham van der Poel, pachter van de impost op bieren en wijnen voor eigen voordeel bezig was. Abraham van der Poel werd bestraft en moest de kapitale som betalen van 1400 gulden en was tevens zijn pachterschap kwijt.
Ook werd Jan Jansse Backer hard aangepakt toen men een korenmolen had ontdekt in zijn huis. Het verplicht malen van zijn koren op de molen van de heer was hem een doorn in het oog. Hij wilde zo het maalrecht ontduiken. Hij hoorde een boete eisen van 2000 gulden, de verbanning uit Heenvliet en het betalen van de proceskosten. De man was geruïneerd.
Het valt lastig te achterhalen hoe de verhouding tussen de heer en de bewoners was. Waarschijnlijk minder goed dan de voorgaande heren die veel dichter bij de bevolking stonden dan de hoge regentenaristocratie waartoe de baron behoorde. Zij voorgangers leefde met de bevolking mee maar Jacob Frederik keer er op neer. De aristocratie van Jacob Fredrik was kunstmatig. Er was een diepe kloof tussen arm en rijk. De regentenaristocratie miste realiteitsbesef. De herhaaldelijke verkopen van Heenvliet in de voorgaande jaren hadden de band tussen de heer en de bevolking ook niet versterkt. De inwoners voelde weinig voor de heren uit verschillende geslachten die bij het minste vergrijp straften met een flinke financiële aderlating en wederzijds voelden de meeste heren weinig voor de bevolking.
Toen Jacob Frederik zelf heer van Heenvliet was bleek al snel dat het zittende gerecht en de heer niet met elkaar overweg konden. Welke zaken hier aan ten grondslag lagen is uit de boeken verdwenen maar de wrijving was zo groot dat in de herfst van 1693 de zittende schepenen hun werkzaamheden staakten en zeiden dat ze door de heer ontslagen waren. Jacob Frederik tekende wel protest aan bij het Hof van Holland maar intussen was de Heerlijkheid verstoken van rechtspraak. Aan de staking kon hij niets veranderen maar vond snel anderen die wel bereid waren om zich naar hem te schikken.
De processen die hij voerde in de komende jaren laten zien dat hij een zelfbewust en agressief potentaat is. De straffen die het door hem aangestelde gerecht uitspraken waren niet mis. Zo werd een zekere Jochum Cornelisse in 1694 gegrepen omdat hij met zijn vrouw enige diefstallen hadden gepleegd. Beide werden streng gegeseld, gebrandmerkt en eeuwig verbannen uit Holland en West-Friesland. Een andere vrouw, die slecht een hemd had gestolen van haar buren werd 6 jaar uit Heenvliet verbannen. Zo zijn er nog een aantal voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat Jacob Frederik zijn bevolking flink onder de duim hield.
De korenmolen of de dwangmolen, die op de Mooldijk stond kwam in het begin van de 18de eeuw in het middelpunt van de belangstelling te staan. Zoals reeds eerder duidelijk werd bij het verhaal van Jan Jansse Backer was de
bevolking verplicht om haar koren op de molen van de heer te malen. De heer was immers in het bezit van de ‘het recht der maalderij ende de wint’. In Heenvliet was dit windrecht aanleiding tot een eigenaardige toestand. Onder Zwartewaal, op de Zwartewaalse dam, stonden zeven huisjes, echter op Heenvlietse grond en onder jurisdictie van de heer van Heenvliet. Deze bewoners waren verplicht om de koren op de Heenvlietse molen te laten malen. De afstand was echter groot en daarom liet men het graan malen op de molen in Zwartewaal. Heer Jacob Frederik verzette zich daartegen, ook omdat de Zwartewaalse bakkers het meel, waarvan zij brood bakten voor de bewoners van de eerder genoemde zeven huisjes, niet eerst lieten malen op de molen van Heenvliet. Hij verbood de bewoners om hun koren te laten malen in Zwartewaal. Misschien dat dit verbod in beginsel werkte maar al snel vielen de bewoners terug in oude gewoonte.
Op 4 juli 1724 wordt het testament geopend van Jacob Frederik van Beyeren van Schagen. Zijn weduwe Agneta Teresteyn van Halewijn verkoopt in 1730 de heerlijkheid. Koopster is Vrouwe Johanna van Breugel. Zijn dood bracht Den Haag voordeel. Zijn testament bevatte de bepaling dat hij zonder praal begraven moest worden in de kerk de Den Haag in de kapel van Assendelft bij zijn moeder of in de kapel van de familie van Teresteyn van Halewijn in de grote kerk te Dordrecht. Tevens bepaalde hij de stichting van een armenhuis tot onderhoud van verarmde oude mannen, vooral suppoosten van het Hof van Holland. Dit gesticht is nog steeds het bestaande oude-mannenhuis in de Oude Molstraat 25 te Den Haag.
Nawoord
Bovenstaande informatie is verkregen uit een publicatie die ik gevonden heb op internet. (zie ook bronnen). Ik heb delen herschreven maar soms ook overgenomen. Voor het gedetailleerde verhaal verwijs ik u graag naar het betreffende hoofdstuk. Het bevat een schat aan informatie over Heenvliet. Zo ook over de zaken die speelde over de molen. Hier kan men in het boek meer details over terugvinden. Overigens is het gehele boek de moeite waard om eens te lezen. Zo ontstaat een mooi en duidelijk tijdsbeeld van deze plaats met haar bewoners en Heren die de Heerlijkheid bestuurden.
Bronnen en extra achtergrondinformatie
- Historische beschrijving van hoge heerlijkheid van Heenvliet, G. ’t Hart, in opdracht der Lamaison-merula stichting te Heenvliet, 1949. Hoofdstuk 11 – pagina 220 – 229
- Gehele uitgave kan gevonden worden op de volgende site
- Afbeelding Oude Mannenhuis, Oude Molstraat 25, Den Haag
- Geschiedenis van het Oude Mannenhuis
- Geslacht van Beyeren-Schagen (Wikipedia artikel is verwijderd)
Recente reacties